Op 21 augustus heeft de rechter de burgemeester van Lingewaal in het gelijk gesteld in een proces dat tegen hem was aangespannen door een paramotorvlieger. De KNVvL heeft, bij monde van haar voorzitter Ronald Schnitker, de paramotorvlieger in dit proces ondersteund. Bij de aanvraag van een verklaring van geen bezwaar voor het opstijgen van paramotortoestellen heeft de burgemeester geoordeeld dat de vliegveiligheid in het geding zou zijn doordat er al een paramotorveld in de nabijheid aanwezig was.

Zorgelijk

De KNVvL vindt het zorgelijk dat de rechter nu heeft aangegeven dat burgemeesters zijn gekwalificeerd om de vliegveiligheid te kunnen beoordelen. Dat er vele voorbeelden (inclusief Schiphol) te noemen zijn waarbij de vliegactiviteiten ook in de nabijheid van elkaar plaatsvinden en dat deze afwijzing van de verklaring dus bedenkelijk is, was voor de rechter geen aanleiding om aan de deskundigheid van de burgemeester te twijfelen. Opnieuw is er een horde opgeworpen die het vliegen in Nederland steeds moeilijker maakt.

Beslissing burgemeester

Het terrein dat de vlieger als luchthaven wilde gebruiken grenst aan een terrein waarvoor hij al eerder een TUG -vergunning voor het opstijgen van een paramotortrike van de provincie Gelderland had ontvangen. Volgens de burgemeester staat het belang van de veiligheid in de weg aan het verlenen van de verklaring. De burgemeester heeft voor de beoordeling of de veiligheid in het geding is als uitgangspunt genomen dat het terrein niet binnen een straal van 1000 m mag liggen vanaf een terrein dat als start- of landingslocatie mag worden gebruikt. De burgemeester heeft daarbij aansluiting gezocht bij de voorwaarden die het college van gedeputeerde staten van Gelderland hanteert voor het verlenen van een ontheffing voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik (TUG) van een terrein om met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen.

Uitspraak

Dat de burgemeester dit heeft mogen doen wordt bevestigd in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 augustus 2019. Van belang is overweging 5.1:

  • Omdat er geen andere autoriteit is die de veiligheid beoordeelt, dient het begrip veiligheid van artikel 18, tweede lid, van de Regeling ruim te worden uitgelegd. Bij de beoordeling of de veiligheid in het geding kan komen heeft de burgemeester daarom terecht de vliegveiligheid in aanmerking genomen.
  • De burgemeester heeft voor de beoordeling van de veiligheid aansluiting gezocht bij een voorwaarde die het college hanteert voor de verlening van een TUG-ontheffing. Het gaat om de voorwaarde dat de locatie waar de start of landing van een luchtvaartuig plaatsvindt, niet binnen een straal van 1000 m van een andere vergunde start- of landingslocatie ligt. Bij navraag bij het college is de burgemeester medegedeeld dat deze voorwaarde is gesteld om cumulatie van veiligheidsrisico’s te voorkomen.
  • Dat de ILT toezicht houdt op de naleving van de voorschriften van de Rvglt, laat onverlet dat zich een cumulatie van veiligheidsrisico’s voordoet, indien op het terrein en de luchthaven mag worden opgestegen en geland.
  • Dat de vliegbewegingen op beide locaties met elkaar kunnen worden afgestemd, neemt die risico’s evenmin weg. Verder is er geen grond voor het oordeel dat de burgemeester over de veiligheid eerst een deskundig advies had moeten vragen, nu aannemelijk is dat zich cumulatie van veiligheidsrisico’s voordoet.

    De volledige uitspraak staat op de site van de Raad van State.