Vernieuwde regelgeving burgerluchthavens in 2009

De Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) is in 2009 ingevoerd. De belangrijkste doelen van deze wet waren de regelgeving voor burger- en militaire luchthavens vernieuwen en de bevoegdheden voor burgerluchthavens verleggen naar het provinciaal bestuur.

Met deze wet zijn Provinciale Staten het bevoegde gezag geworden om te besluiten over het ‘landzijdige’ gebruik van regionale luchthavens. Zij gaan dus over de milieugebruiksruimte (geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit) en daarmee ook over de gevolgen voor het ruimtegebruik in de omgeving.

Onze knelpunten van RBML

Het ministerie van IenW heeft een evaluatie van deze wet beloofd. Op ons aandringen is deze begin dit jaar gestart. Er is een klankbordgroep opgericht die bestaat uit stakeholders: het ministerie van IenW, de provincies en de sector (waaronder de KNVvL).

De klankbordgroep kan advies geven over het proces van de evaluatie en wordt betrokken om dit te toetsen. Eind mei hebben wij ons commentaar op de RBML aangeleverd en een aantal knelpunten aangekaart.

Deze knelpunten zijn de complexere regelgeving en de versnippering daarvan: we moeten nu namelijk met twaalf provincies overleggen in plaats van één ministerie. Ook de kosten van vergunningen en ontheffingen zijn een probleem, want deze verschillen sterk per provincie, zijn hoog en ook niet transparant of proportioneel. Andere knelpunten gaan over TUG's, paramotorvliegen, airshows en watervliegen.

Mogelijke oplossingen voor de knelpunten

Wij zien deels teruggaan naar nationale richtlijnen en regelgeving als oplossing voor deze knelpunten. Dan worden de regels namelijk overal op dezelfde manier uitgelegd en uitgevoerd. Als er afwijkingen van de richtlijnen en regels nodig zijn, moeten die goed onderbouwd worden. Zo ontstaat landelijke duidelijkheid. Het uitgeven van vergunningen en ontheffingen en de handhaving en toetsing blijft dan wel bij de provincies liggen.

Wij blijven betrokken bij de evaluatie en zijn benieuwd naar wat en wanneer het ministerie met het evaluatierapport gaat doen.