Sinds de start van het seizoen zijn veel luchtsporten weer actief. Het Nederlands luchtruim is best druk en behoorlijk vol met allerlei gebieden die om extra aandacht vragen. Allemaal willen we een klein stukje luchtruim gebruiken om onze passie te kunnen beoefenen. Dat kan ook allemaal prima, maar goede vluchtvoorbereiding bij een overlandvlucht is daarbij wel cruciaal. Een open deur wellicht voor velen, maar toch.

Slecht zichtbare elementen

Op de luchtvaartkaart staan de verschillende takken van sport met een symbool op de kaart op de plekken waar de betreffende luchtsport wordt beoefend. Veel luchtsporttoestellen zijn prima te zien en dan geldt uiteraard de VFR basisregel ‘see and avoid’. Maar het gevaar schuilt in de elementen die niet zijn te zien, of heel slecht. Een voorbeeld hiervan is een lierkabel die bij zweefvliegen, paragliding en deltavliegen wordt gebruikt. Het toestel merk je misschien nog op, maar de lierkabel zeker niet. Dat geldt natuurlijk ook voor parachutisten die in vrije val met 200 km/h naar beneden komt suizen. Of kleine modelvliegtuigen.

Helaas komt het voor dat een overlandvlieger onbedoeld akelig dichtbij komt als door een luchtsportgebied heen wordt gevlogen.

Check het AIP

In het AIP staat tot welke hoogtes in het betreffende luchtsportgebied gevlogen, gelierd of gesprongen mag worden.
ENR 5.3 Modelvliegvelden
ENR 5.5 Zweefvliegenvelden, Paragliding/Deltavelden en Parachutespring Dropzones

Samen houden we luchtvaart veilig!

Soms gaat het maar net goed