Op 22 november 2017 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State opnieuw uitspraak gedaan over de weigering door het college van gedeputeerde staten (GS) van Zeeland een TUG-ontheffing te verlenen aan Paramotorclub Holland voor het stijgen en landen met gemotoriseerde schermvliegtuigen vanaf een andere plek in de provincie dan een luchthaven.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het beroep van Paramotorclub Holland gegrond verklaard en het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 13 december 2016 vernietigt, maar de rechtsgevolgen van het besluit van het provinciebestuur geheel in stand gelaten. Dit betekent dat de weigering van GS aan Paramotorclub Holland een TUG-ontheffing te verlenen overeind blijft.

Paramotorclub Holland probeert al sinds 2012 een TUG-ontheffing te verkrijgen om ergens bij een boer op te kunnen stijgen. Het provinciebestuur wil geen ontheffing verlenen voor dit 'tijdelijke en uitzonderlijke gebruik' van terreinen in de provincie. Volgens het provinciebestuur is het in strijd met zijn beleid om een ontheffing te verlenen voor alle gemotoriseerde luchtsporten. Het is niet de eerste keer dat de Afdeling bestuursrechtspraak zich over deze kwestie buigt. Nadat de rechtbank Zeeland-West-Brabant tot tweemaal toe het besluit van het provinciebestuur had vernietigd wegens onredelijk beleid van de provincie Zeeland, werd de zaak voorgelegd bij de Afdeling bestuursrechtspraak. In augustus 2016 oordeelde zij dat het provinciebestuur nader onderzoek moest verrichten naar het geluid dat gemotoriseerde luchtsporten veroorzaken. Die uitspraak met zaaknummer 201504688/1 staat op de website van de Raad van State.

Het provinciebestuur nam in december 2016 een nieuw besluit waarbij het opnieuw ontheffing weigerde voor het stijgen en landen met de schermvliegtuigen buiten de luchthaven. Het provinciebestuur baseerde haar weigering op een in de maand maart 2017 door To70 uitgevoerd geluidsonderzoek, dat ver onder de maat was. Zo verrichte To70 geluidmetingen met een niet-gekalibreerde geluidmeter. De paramotorclub is tegen dat nieuwe besluit in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak. In oktober 2017 heeft To70 opnieuw geluidmetingen verricht aan een paramotor, ditmaal verricht in Duitsland, en heeft de resultaten daarvan enkele dagen voor de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak ingediend. Gelet op het vorenstaande heeft de Afdeling het beroep van Paramotorclub Holland gegrond verklaard. Vervolgens heeft de Afdeling bezien of de rechtsgevolgen ervan in stand kunnen worden gelaten.

Uit het nieuwe onderzoek van To70 blijkt dat het starten van een paramotorvliegtuig bij een achtergrondgeluidniveau van 35 dB(A) een verstoring van dit achtergrondgeluidniveau oplevert over een gebied met een straal van circa 650 meter en dat de 40 dB(A) contour op circa 440 meter ligt. Bij overvliegen gaat het om een verstoring van het achtergrondgeluid van 20 dB(A) en als rekening wordt gehouden met het tonale karakter van het geluid gaat het om een verstoring van ongeveer 25 dB(A). De Afdeling oordeelt dat het college van gedeputeerde staten op basis deze resultaten zich op het standpunt mocht stellen dat sprake is van een significante toename van het geluidniveau bij het opstijgen van een paramotorvliegtuig en dat ook het overvliegen van een paramotorvliegtuig een relevante geluidbelasting veroorzaakt. Gelet op de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken acht de Afdeling het door het college gevoerde beleid om TUG-ontheffingen voor recreatieve luchtvaart te weigeren met uitzondering van evenementen niet onredelijk.

Tegen de uitspraak is geen (hoger) beroep mogelijk, de procedure is daarmee beëindigd. Voor de volledige uitspraak zie: Uitspraak 201700635/1/A3

Zie ook: Zeeuws verbod op opstijgen snorvliegers blijft overeind