In week 50 van 2023 zal de oefening “Joint Falcon” van het Defensie Helikopter Commando (DHC) plaatsvinden. Tijdens deze oefening, waarbij vliegende eenheden en grondeenheden zijn betrokken, staat de integratie en samenwerking van deze eenheden centraal.

In de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters (hierna: de Regeling) wordt gesteld dat militaire helikopters boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen dan wel boven mensenverzamelingen een hoogte van ten minste 210 meter (700 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig dienen aan te houden en elders ten minste 45 meter (150 voet) boven grond of water.

Ten aanzien van artikel 2, eerste lid, van de beschikking wordt opgemerkt dat om de oefening mogelijk te maken, er aan de aan de oefening deelnemende gezagvoerders van het DHC binnen het aangewezen oefengebied (tijdelijk laagvlieggebied) voor VFR-vluchten binnen de daglichtperiode ontheffing wordt verleend van de vigerende minimum VFR- vlieghoogte op grond van artikel 7 van de Regeling. Ingevolge deze vrijstelling mag, indien door militaire helikopters behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse en bondgenootschappelijke strijdkrachten, wordt geoefend in het kader van operaties met niet-
vliegende eenheden, op 100 voet of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is, worden gevlogen.

Ten aanzien van artikel 2, tweede lid, van deze beschikking wordt opgemerkt dat voor VFR-vluchten buiten de daglichtperiode geldt dat overeenkomstig artikel 10 in samenhang met artikel 12 van de Regeling, militaire helikopters boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel mensenverzamelingen een hoogte van ten minste 210 meter (700 voet) boven de hoogste
hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van de helikopter dienen aan te houden. Elders, buiten de gebieden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Regeling, wordt ten minste 100 meter (300 voet) boven grond of water of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is aangehouden.

Artikel 2, derde lid, onderdeel e stelt dat het afwijken van de vigerende vlieghoogten binnen de oefening alleen is toegestaan wanneer hiervoor binnen de vluchtopdracht expliciet opdracht en toestemming is gegeven uit naam van de Accountable Manager. De Accountable Manager is veelal de commandant vliegbasis.
Het vorenstaande betekent dat niet continu laag wordt gevlogen. Aanvliegroutes en – hoogten, alsmede oefenlocaties worden zodanig gekozen dat geluidhinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Lees de hele beschikking hieronder.